Isaiah 33

1Wee u, gij verwoester, die niet verwoest zijt, en gij, die trouwelooslijk handelt, waar men niet trouwelooslijk tegen u gehandeld heeft! Als gij het verwoesten zult volbracht hebben, zult gij verwoest worden; als gij het trouweloos handelen zult voleind hebben, zal men trouwelooslijk tegen u handelen.
 gij verwoester, Te weten gij Sanherib, koning van Assyrië. Doch het wordt ook gesproken tot alle vervolgers van de kerk Gods.
,
 Als gij Als gij aan het einde, hetwelk u God gesteld heeft, zult gekomen zijn, dat is als gij uw maat zult vervuld hebben, als de straffen, met welke God zijn volk zal bezoeken, een einde nemen zullen.
,
 zult gij verwoest Te weten vooreerst uw leger door den engel; daarna bijzelf door uwe zonen, zie 2Ki 19:35 , enz., eindelijk uwe stad Nineve door de Chaldeën.
,
 zal men trouwelooslijk Het schijnt dat dit te duiden is op de zonen van Sanherib, die hem in zijn afgodischen tempel hebben vermoord; 2Ki 19:37 .
2Heere, wees ons genadig, wij hebben op U gewacht; wees hun arm allen morgen, daartoe onze behoudenis ten tijde der benauwdheid.
 ons genadig, Te weten uw heilige kerk, of [ ons ], die uw volk zijn.
,
 wij hebben Te weten, dat Gij ons zoudt helpen en verlossen.
,
 hun arm Te weten der vrome Joden arm. De zin is: wees een voorvechter en beschermer van uw volk, tegen de Assyriërs.
,
 allen morgen, Hebreeuws, in de morgenstonden; dat is allen morgen, steeds, altoos, gelijk Psa 90:14 ; zie de aantekening Psa 73:14 ; of, als zij U ten tijde van het morgenoffer aanroepen.
3Van het geluid des rumoers zullen de volken wegvlieden; van Uw verhoging zullen de heidenen verstrooid worden.
 Van het geluid Te weten als de engel hen zal overvallen. Zie 2Ki 19:35 .
,
 de volken Te weten het krijgsvolk in het heir van den koning van Assyrië, bestaande uit verscheidene volken en natiën.
,
 van Uw verhoging Als Gij, o Heere, U als op uw rechterstoel zetten en gericht oefenen zult over de vijanden uws volks.
4Dan zal ulieder buit verzameld worden, gelijk de kevers verzameld worden; men zal daarin ginds en weder huppelen, gelijk de sprinkhanen ginds en weder huppelen.
 Dan zal Eene aanspraak tot de Assyriërs. De zin is: Gij, Assyriërs, zult van den engel des Heeren verslagen en dan van de Joden beroofd worden.
,
 ulieder buit Dat is, de buit, dien gij, Assyriërs, van andere volken geroofd hebt, zal van ulieden wedergenomen worden.
,
 gelijk Hebreeuws, met ene verzameling des kevers.
,
 daarin Te weten in uwen roof; dat is, in den roof, dien men u zal afnemen. Daarin zal men onder en over, door en weer door huppelen en springen, met vreugde, met blijdschap en gejuich.
5De Heere is verheven, want Hij woont in de hoogte; Hij heeft Sion vervuld met gericht en gerechtigheid.
 in de hoogte; Dat is, in den hemel.
,
 Hij heeft Sion Of, Hij zal Zion vervullen, enz., te weten na de verdelging der Assyriërs ten tijde aan Hizkia.
6En het zal geschieden, dat de vastigheid uwer tijden, de sterkte van uw behoudenissen zal zijn wijsheid en kennis; de vreze des Heeren zal zijn schat zijn.
 de vastigheid Hier wendt de profeet zijne rede tot den koning Hizkia. Anderen verstaan dat het ene aanspraak is aan de kerk Gods; alsof de profeet zeide: Wat de kerk zal doen vaststaan, zal zijn de kennis van de goedertierenheid en gunst des Heeren.
,
 uwer tijden, Dat is, uwer regering, o Hizkia, of, o gemeente Gods.
,
 de sterkte Of, [uw] heilzame sterkte, of de sterkte des veelvoudigen heils.
,
 zal zijn [Zal zijn] of, is.
,
 zijn schat Te weten van den koning Hizkia. Alsof hij zeide: Omdat hij den Heere vreest, zo zal Hij hem zegenen met rijkdom. Zie 2Ki 20:13 , en 2Ch 32:27-29 . Anders, zijnen, of haren; te weten der kerk Gods. Indien men deze woorden op den koning Hizkia duidt, zo wijzen zij tegelijk aan, welke en hoedanig de wijsheid van den koning Hizkia geweest is, waarvan te lezen is 2Ki 19:1 , 2Ki 19:14 , en 2Ki 18:4-6 .
7Ziet, hun allersterksten roepen daar buiten; de boden des vredes wenen bitterlijk.
 hun Te weten van Sanherib en zijne vorsten. Zie onder Isa 36:13 , enz. en Isa 37:10 , enz.
,
 allersterksten Of, ambassadeurs, gezanten; te weten die, welken Sanherib aan den koning Hizkia en de inwoners van Jeruzalem gezonden heeft; 2Ki 18:17-18 .
,
 daar buiten; Te weten buiten de stad Jeruzalem, gelijk te lezen is 2Ki 18:17-18 , enz.
,
 de boden Te weten die mannen, die Hizkia had gezonden aan Sanherib om hem den vrede af te bidden, 2Ki 18:14 .
8De gebaande wegen zijn verwoest, die door de paden gaat, houdt op; hij vernietigt het verbond, hij veracht de steden, hij acht geen mens.
 De gebaande wegen Te weten in het land Juda. De zin is: Niemand durft zich in het land Juda op de gewone herenstraten laten vinden, of reizen, vanwege den inval der Assyriërs. Vergelijk Jdg 5:6 , en de aantekening aldaar.
,
 zijn verwoest, Te weten van de Assyriërs.
,
 hij vernietigt Te weten Sanherib.
,
 het verbond, Te weten hetwelk hij gemaakt had, belovende af te trekken, als Hizkia hem de som geld, die hij hem opgelegd had, zou betaald hebben. Zie 2Ki 18:14 , enz.
,
 de steden, Te weten de steden in Juda.
9Het land treurt, het kweelt; de Libanon schaamt zich, hij verwelkt; Saron is geworden als een woestijn; zo Basan als Karmel zijn geschud.
 Het land Te weten het Joodse land, hetwelk van de Assyriërs verwoest is.
,
 de Libanon De naam van een berg, en door dezen, als andere hier genaamde plaatsen, liggende aan de grenzen des lands, wordt te kennen gegeven, dat het ganse land verwoest was.
,
 schaamt zich, Te weten omdat hij van zijn schone hoge cederbomen ontbloot is, die door de Assyriërs zijn afgehouwen, waarmede hij tevoren versierd en als opgepronkt was.
,
 hij verwelkt; Of, hij is nedergehouwen.
,
 Saron Een land, waar goede tarwe pleegt te wassen. Zie 1Ch 27:29 , maar het was jammerlijk verwoest als de profeet dit schreEf.
,
 Basan In Basan was goede weide. Zie Deu 32:14 ; Psa 22:13 . Dit gebergte lag niet in den stam van Juda, maar in den halven stam van Manasse; Jos 13:30 .
,
 Karmel Hier was ook goed weideland. Zie 1Sa 25:2 .
,
 zijn geschud Of, werpen af; te weten hunne vruchten. Anders: ruchelt; dat roept als een ezel, dat is, schreit verschrikkelijk, namelijk omdat de beesten, die daar plachten te weiden, nu verdreven en geroofd waren.
10Nu zal Ik opstaan, zegt de Heere, nu zal Ik verhoogd worden, nu zal Ik verheven worden.
 opstaan, Of, mij opmaken; te weten tegen de Assyriërs.
,
 verhoogd worden, Te weten door het ombrengen der Assyriërs.
11Gijlieden gaat met stro zwanger, gij zult stoppelen baren; uw geest zal u als vuur verslinden.
 Gijlieden Dit spreekt de Heere tot de Assyriërs; alsof Hij zeide: Gij hebt wel wat groots voor, te weten Jeruzalem in te nemen en te verdelgen; maar het zal u niet gelukken, gij zult zelf te schande en ten verderve komen.
,
 gij zult Uwe aanslagen zullen zo weinig vermogen, alsof zij van stro en stoppels waren.
,
 uw geest Dat is, uwe hoogheid zal mij bewegen ulieden te verderven, te weten door mijn slaanden engel; zie 2Ki 18:19 , enz., en 2Ki 19:9 , enz.
12En de volken zullen zijn als de verbrandingen des kalks; als afgehouwen doornen zullen zij met het vuur verbrand worden.
 de volken Te weten het krijgsvolk in het leger van de Assyriërs zal verdelgd worden gelijk de kalk in den kalkoven gebrand word; zie 2Ki 19:35 . Anders: zullen in kalkovens gelegd worden, namelijk om tot kalk verbrand te worden.
13Hoort gijlieden, die verre zijt, wat Ik gedaan heb; en gijlieden, die nabij zijt, bekent Mijn macht!
 Hoort Dit is ene voorrede op hetgeen hier volgt, namelijk ene vermaning aan de vreemde natiën, dat zij den waren God zouden eren vanwege het vernielen der Assyriërs.
,
 wat Ik Te weten hoe wonderbaar Ik de Assyriërs door een engel verdelgd heb.
,
 bekent Dat is, merkt en roemt mijn grote macht.
14De zondaren te Sion zijn verschrikt; beving heeft de huichelaren aangegrepen; zij zeggen: Wie is er onder ons, die bij een verterend vuur wonen kan? Wie is er onder ons, die bij een eeuwigen gloed wonen kan?
 De zondaren Dat is, de goddelozen onder de Joden, die alle vermaningen veracht hebben.
,
 te Sion Dat is, te Jeruzalem.
,
 zijn verschrikt; Te weten als Ik hen door de Assyriërs bezocht heb, die zich niet verschrikten als Ik hen door den profeet Jesaja gedreigd heb; zie 2Ki 18:37 ; en 2Ki 19:14 .
,
 bij een verterend Dat is, bij God, als Hij vertoornd is. Zie Deu 4:24 , en Deu 9:3 ; Heb 12:29 . Sommigen nemen deze woorden als gesproken zijnde door den profeet. Vergelijk Psa 15:1 .
15Die in gerechtigheden wandelt, en die billijkheden spreekt; die het gewin der onderdrukkingen verwerpt; die zijn handen uitschudt, dat zij geen geschenken behouden; die zijn oor stopt, dat hij geen bloedschulden hore, en zijn ogen toesluit; dat hij het kwade niet aanzie;
 Die in Hier antwoordt de profeet, of God door den profeet, op de voorgaande vraag der goddeloze Joden; en Hij wijst aan dat zij geen oorzaak hebben om over Gods gestrengheid te klagen, maar wel over hun goddeloos leven, waarmede zij God tot straffen veroorzaken.
,
 het gewin Dat is het onrechtvaardig gewin, hetwelk men neemt om zijnen naaste te helpen onderdrukken.
,
 geen geschenken Te weten die hem, als rechter, gegeven worden om een goede zaak kwaad te maken.
,
 dat hij geen Dat is, dat hij de raadslagen van onschuldig bloedvergieten niet bijwone; zie Psa 51:16 .
,
 niet aanzie; Te weten met lust en met behagen. Zie Psa 22:18 .
16Die zal in de hoogten wonen, de sterkten der steenrotsen zullen zijn hoog vertrek zijn; zijn brood wordt hem gegeven, zijn wateren zijn gewis.
 in de hoogten Dat is, zeker en vast, buiten gevaar, onder de beschutting des Allerhoogsten. Vergelijk Psa 91:1 .
,
 zijn brood Dat is, het brood, hetwelk hij behoeft, of wenst te hebben. De zin is: hem zal niets ontbreken.
,
 zijn gewis Dat is, de Heere zal hem gewisselijk van drank verzorgen.
17Uw ogen zullen den Koning zien in Zijn schoonheid; zij zullen een ver gelegen land zien.
 Uw ogen Hier spreekt de profeet hen aan, die hij vs.15 beschreven heeft, te weten de godzaligen onder de Joden.
,
 den Koning Eenigen verstaan hier den koning Hizkia, anderen den Heere Christus.
,
 zien Of, aanschouwen, met blijdschap, te weten na de heerlijke victorie over de Assyriërs, want tevoren, toen hem de Assyriërs in het land gevallen waren, was hij in een treurigen en bedroefden staat; zie 2Ch 32:23 , 2Ch 32:27 .
,
 zij zullen Hebreeuws, het land der verheden. De zin is: Zij, te weten de burgers van Jeruzalem, zullen niet meer zo verschrikkelijk binnen hunne stad moeten besloten en als gevangen blijven, maar zij zullen mogen reizen en trekken waar het hun belieft door het ganse land.
18Uw hart zal de verschrikking overdenken, zeggende: Waar is de schrijver? Waar is de betaalsheer? Waar is hij, die de torens telt?
 Uw hart Hier spreekt de profeet alle godzalige Joden in het bijzonder aan.
,
 zal de verschrikking Of, het zal dichten van die verschrikking; te weten van die verschrikkingen, waarmede gij zijt bevangen geweest vanwege de Assyriërs, en van welke gij wonderbaarlijk, door Gods kracht en genade, zult verlost worden.
,
 Waar Dit zijn de woorden der Joden, de Assyriërs trotserende na verkregen victorie; alsof zij zeiden: Waar zijn nu al die grote meesters en officieren van den koning Sanherib? Zij zijn nu allen vernield en verdelgd, wij passen nu niet langer op hen, zij kunnen ons niet hinderen noch schaden. Sommigen nemen dit als woorden van de Joden, alsof zij in de aankomst der Assyriërs uit verbaasdheid en radeloosheid vraagden: Waar zijn nu de officieren, die op onze bescherming moesten letten en op alles orde stellen?
,
 is de schrijver? Te weten monsterschrijver, of krijgssecretaris, te weten van den koning Sanherib.
,
 de betaalsheer? Of, de penningmeester, thesaurier, betaalmeester. Hebreeuws, de weger, of die daar weegt; te weten het geld; dat is, die den soldaten hunne soldij betaalt. Aangaande het wegen, zie Gen 23:16 .
,
 die de torens Dat is, de bouwmeester of ingenieur, wiens ambt het is te tellen en te ordineren hoeveel torens, sterkten, schansen of bolwerken men moet maken tot verdediging ener belegerde stad, of om ene stad te belegeren en te besluiten.
19Gij zult niet meer dat stuurse volk zien, het volk, dat zo diep van spraak is, dat men het niet horen kan, van belachelijke tong, hetwelk men niet verstaan kan.
 niet meer Want de engel des Heeren zal hen ten dele verslaan, ten dele op de vlucht jagen; zie 2Ki 19:35-36 .
,
 dat stuurse Of, wreed volk, of barbaars volk. Hebreeuws, gesterkt, verhard volk. Zie Deu 28:50 ; Jdg 14:4 , en Psa 114:1 .
,
 van spraak Hebreeuws, van lip, gelijK Gen 11:1 ; dat is, een volk, dat een onbekende spraak heeft.
,
 horen kan, Dat is, verstaan kan; zie Gen 11:7 .
,
 belachelijke tong, Zie Isa 28:11 . Anders, van stamelende tong.
20Schouwt Sion aan, de stad onzer bijeenkomsten; uw ogen zullen Jeruzalem zien, een geruste woonplaats, een tent, die niet ter neder geworpen zal worden, welker pinnen in der eeuwigheid niet zullen uitgetogen worden, en van welker zelen geen verscheurd worden.
 Schouwt Hier spreekt de profeet nog de godzalige Joden aan.
,
 de stad Te weten Jeruzalem, waar het volk Gods gewoon was, inzonderheid op de hoge feestdagen, samen te komen.
,
 een tent, Versta hier, de Christelijke kerk, die steeds vast blijft staande, ofschoon zij hard wordt bestreden van hare vijanden. Het aardse Jeruzalem is van de Romeinen verwoest.
,
 in der eeuwigheid Dat is, nimmermeer.
,
 zullen uitgetogen Hebreeuws, niet zullen verreizen.
21Maar de Heere zal aldaar bij ons heerlijk zijn, het zal zijn een plaats van rivieren, van wijde stromen; geen roeischuit zal daar doorvaren, en geen treffelijk schip zal daar overvaren.
 heerlijk zijn, Zie van het woord heerlijk, Psa 8:2 .
,
 het zal zijn Te weten Jeruzalem; wel verstaande het geestelijke Jeruzalem; dat is, de gemeente der uitverkorenen.
,
 wijde stromen; Of, brede. Hebreeuws, wijd van handen; dat is, wijd van ruimte, gelijk Gen 34:21 ; Jdg 18:10 ; Psa 104:25 ; zie de aantekening aldaar.
,
 schip Of, galei.
,
 zal daar Of, daarover komen. De zin van dit vs. is: De kerk zal zijn als een stad, rondom welke wijde grachten gaan, alzo dat de vijanden tegen haar niet zullen vermogen, maar alle uitverkorenen zullen in haar zeker en gewis zijn.
22Want de Heere is onze Rechter, de Heere is onze Wetgever, de Heere is onze Koning. Hij zal ons behouden.
 behouden Of, verlossen, of zalig maken.
23Uw touwen zijn slap geworden, zij zullen hun mastboom niet kunnen recht stijf houden, zij zullen het zeil niet uitspannen; dan zal de roof van een overvloedigen buit uitgedeeld worden, zelfs zullen de lammen den roof roven.
 Uw touwen De profeet spreekt hier de Assyriërs aan, alsof zij altegaar in een schip waren, hetwelk in groot gevaar is; alsof hij zeide: O gij Assyriërs, al uw macht en voornemen tegen Gods kerk zal ijdel en tevergeefs zijn, gelijk men niet zeilen kan noch voortkomen, als de touwen en zeilen, bij gebrek van wind, niet stijf kunnen uitstaan of door storm gebroken worden.
,
 zijn slap Of, los geworden, geslaakt.
,
 zij zullen hun mastboom Te weten de vijanden, of de touwen.
,
 recht Of, recht overeind houden.
,
 zij zullen het zeil Of de vlag, of vaan uitbreiden.
,
 dan Te weten als de vijanden, die Gods kerk wilden verstoren, van den Heere zullen verslagen en te schande gemaakt worden.
,
 zal de roof Anders: dan zal er uitgedeeld worden tot een groten roof toe. De zin is: De burgers der Christelijke kerk [te weten de gelovigen] zullen zich grotelijks verheugen. Vergelijk dit met Isa 9:2 .
,
 zelfs De zin is: Het zal met de vijanden der kerk Gods alzo gesteld zijn, dat zelfs de allerzwaksten machtig genoeg zullen zijn om hen te beroven. Zie Psa 68:13 .
24En geen inwoner zal zeggen: Ik ben ziek, want het volk, dat daarin woont, zal vergeving van ongerechtigheid hebben.
 geen inwoner Te weten van de stad Jeruzalem; dat is van de Christelijke kerk.
,
 ziek, Of, zwak, of krank, want de Heere heelt al onze gebreken en Hij vergeeft ons onze misdaden.
,
 zal vergeving Hebreeuws, zal ontlast zijn van ongerechtigheid; God zal hen ontlasten; dat is, God zal hun hunne zonden vergeven en derhalve maakt Hij hen sterk en wakker. Zie de aantekening Psa 32:1 .
Copyright information for DutSVVA